1. De basisvaardigheden: je evenwicht bewaren, trappen, sturen, remmen. Wat uw kind nodig heeft is een fiets, een veilige oefenplek en iemand die aanwijzingen geeft en aanmoedigt.

  2. Fietsbehendigheid: nauwkeurig sturen, met één hand sturen, omkijken zonder slingeren.

    Als uw kind zelf een fiets tot zijn of haar beschikking heeft, zal het vaak uit zichzelf oefenen en experimenteren: eindeloos blokjes om fietsen, met losse handen rijden, crossen, op één wiel balanceren, slalommen tussen paaltjes door. Het is niet het gedroomde gedrag in het verkeer - en u moet het dus ook niet verwarren met stap 4 - maar het helpt enorm om de eigen grenzen te verkennen en de fiets tot in de puntjes te leren beheersen.

    Moedig uw kind dus aan om – op een veilige plek - te oefenen op de fiets. U kunt ook spelletjes verzinnen: een parcours met hindernissen rijden, onder het fietsen een voorwerp aanpakken en weer afgeven, slow motion fietsen.

    Zolang uw kind nog alle aandacht nodig heeft voor het fietsen zelf, kan het niet goed letten op het verkeer. Daarom is uw kind pas toe aan verkeersdeelname als het de fiets onder controle heeft.

  3. De verkeersregels: verkeersborden, voorrangsregels, verkeerslichten en dergelijke. Ook hier geldt: alleen door veel oefening in de praktijk leert uw kind de regels goed toepassen.

    In de verkeerslessen op school komen de verkeersregels uitgebreid aan de orde. Hierbij komen dezelfde thema’s in meerdere schooljaren aan de orde, steeds op een iets hoger niveau. Thema’s komen eerst apart aan bod: plaats op de weg, oversteken, obstakel passeren, richting aangeven, rechts- en linksaf slaan, voorrang geven en nemen. Pas als die voldoende zijn geoefend, worden de verschillende regels en vaardigheden gecombineerd: rechts rijden, hand uitsteken en afslaan.

  4. Verkeersvaardigheid: je aandacht bij het verkeer houden, verkeersregels toepassen, je eigen mogelijkheden juist inschatten, stoerheid en boosheid leren beteugelen, anticiperen op andere weggebruikers, risico's herkennen, complexe situaties overzien, razendsnel beslissen, flexibel leren meebewegen met andere verkeersdeelnemers.

    Dit is de meest arbeidsintensieve en risicovolle fase. Om verkeersvaardig te worden, moet uw kind veel ervaring opdoen in het verkeer. Het is van groot belang dat u regelmatig met uw kind te voet en op de fiets het verkeer in gaat. Begin met rustige straten en werk stap voor stap toe naar complexere situaties: verkeerslichten, voorrangswegen, gelijkwaardige kruisingen, rotondes, linksaf slaan.

    Hier gaat het ook om verkeersopvoeding: het ontwikkelen van de normen, waarden en zelfkennis die nodig zijn om een goede verkeersdeelnemer te worden. Het vergt van u als opvoeder veel aandacht, tijd, geduld en een goede band met het kind.
Sharing is caring